Late middeleeuwen

Late middeleeuwen


1100- 1500 AD

Tijdens de late middeleeuwen verandert het landschap nog meer. Bijvoorbeeld door het intensief verbouwen van rogge met plaggenbemesting. Hierdoor hogen de akkers op en ontstaan de esdekken. Elders zien we copen; stukken land die door de landheer verkocht zijn aan kolonisten. Op deze grond wordt de productie van zuivel en wol intensief aangepakt; er is geen ruimte meer voor eigen ambachtelijkheid. Het zijn vrije herenboeren. De adel stelt in grote nederzettingen een schout aan, een soort burgemeester. Er worden stadsrechten verleend, stadsmuren gebouwd en stadsmilities getraind. De schout en schepenen (wethouders) bedrijven controleren alles in het openbare leven. De jonge steden zijn schoon, ruim van opzet, er is veel werk en genoeg te eten. Ook de beroepsgroepen organiseren zich; in veel steden ontstaan gilden, die hoge eisen stellen aan de kwaliteit van werkplaats en het geleverde werk. De opleiding tot meester, volleerd ambachtsman, begint als leerling van even jaar. Religie is in de middeleeuwse stad maatgevend voor het leven van alledag; haast op iedere straathoek staat een kapel. De kerk zorgt voor de tijdsaanduiding, voor feestdagen, voor zielzorg en mooie verhalen. De kerk is ook rijk, en bouwt de meest fantastische gebouwen. Geestelijken bekommeren zich om zieken, opvang van reizigers en andere hulpbehoevenden. Bovendien geven ze onderwijs. Veel jongens in de stad gaan naar school, waar ze de Latijnse gezangen leren, maar ook lezen en rekenen. De pest verspreidt zich via havenplaatsen over heel Europa. In ons land blijft het aantal slachtoffers relatief beperkt. Het is niettemin een zeer gevreesde ziekte. Hoe ze ontstaat is nog niet bekend en de wildste theorieën doen de ronde. Soms volgt hieruit een klopjacht op zogenaamde schuldigen; met name minderheden in de steden, immigranten, zijn
de klos. Pas na de middeleeuwen is de voedingsbodem voor allerlei bijgeloof zo groot, dat er heuse heksenprocessen worden gehouden.

Tussen 1100 en 1300 AD vaardigt de kerk diverse kruistochten uit. Kruisridders en hun gevolg trekken naar het “Heilige Land” om het te bevrijden. Dit zijn bloedige oorlogen. Een neveneffect van de kruistochten is dat veel van de gebruiken uit het Midden-Oosten in
zwang raken, bijvoorbeeld het dragen van een hoofddoek door vrouwen. Ook komen exotische producten en waardevolle kennis onze kant op.
In Archeon wordt een fictief middeleeuws stadje uit 1350 getoond: Gravendam. In deze periode woedt een bestuurlijke strijd, sinds de dood van graaf Willem IV in 1345. In de twee straten van Gravendam is van die onrust echter weinig te merken. De korte straat richting de visser heet straat; de lange straat richting het klooster noemen we Herestraat. De huizen in de Damstraat zijn al oud in 1350, daarom wonen hier wat
eenvoudiger mensen dan in de Herestraat. Alle huizen zijn van oudsher begane-grond huizen, men woont
beneden. Zeker in een ouderwets huis met alleen een rookluik is het op de etage of steekzolder geen doen. Maar ook in de ambachtshuizen met schoorsteen gebruikt men de verdieping alleen als opslagruimte. Pas met de komst van luxere huizen gaat men de vertrekken boven gebruiken als leefruimte. Op het erf achter het huis staat meestal een eigen waterput en een secreet, toilet.

Volg ons op social media:

© 2025 Archeon, SERA Business Design